Zoeken
2 Koningen 13,22 - Koning Hazaël van Aram had de Israëlieten verdrukt zolang Joachaz leefde.
2 Koningen 13,4 - Maar Joachaz probeerde Jahwe gunstig te stemmen en Jahwe verhoorde hem, want Hij zag hoe zwaar de Israëlieten door de koning van Aram verdrukt werden.
2 Koningen 13,3 - Daarom ontbrandde de toorn van Jahwe tegen de Israëlieten en leverde Hij ze over aan koning Hazaël van Aram en aan Benhadad, de zoon van Hazaël, jarenlang.
1 Koningen 5,5 - De Judeeërs en de Israëlieten zaten onbekommerd onder hun wijnstok en hun vijgeboom, vanaf Dan tot Berseba, zolang Salomo leefde.
2 Koningen 25,30 - In opdracht van de koning van Babel werd dagelijks in zijn onderhoud voorzien, zolang hij leefde.
2 Koningen 25,29 - Hij mocht zijn gevangeniskleding afleggen en at voortaan van de koninklijke tafel, zolang hij leefde.
1 Koningen 11,25 - Hij was een tegenstander van Israël zolang Salomo leefde, en richtte onheil aan, evenals Hadad, want hij haatte Israël. Hij regeerde over Aram.
2 Koningen 13,24 - Toen koning Hazaël van Aram gestorven was, volgde zijn zoon Benhadad hem op.
2 Koningen 13,25 - Joas, de zoon van Joachaz, heroverde op Benhadad, de zoon van Hazaël, de steden die de vader van Benhadad in de oorlog op Joachaz veroverd had. Joas versloeg hem driemaal en heroverde de steden van Israël.
1 Koningen 5,1 - Salomo was heerser over alle koninkrijken vanaf de Rivier tot aan het land van de Filistijnen en de grens van Egypte; zij brachten schatting op en waren aan Salomo onderworpen zolang hij leefde.
2 Koningen 12,18 - In die tijd rukte koning Hazaël van Aram op, deed een aanval op Gat en veroverde de stad. Toen hij aanstalten maakte om op te rukken tegen Jeruzalem,
2 Koningen 13,7 - De koning van Aram had Joachaz van zijn leger niet meer gelaten dan vijftig ruiters, tien strijdwagens en tienduizend man voetvolk; de koning van Aram had Israël te gronde gericht en tot stof vertrapt.
2 Koningen 10,32 - In die tijd begon Jahwe het gebied van Israël in te perken. Hazaël versloeg de Israëlieten in heel het gebied van Israël
2 Koningen 8,28 - Hij trok met Joram, de zoon van Achab, ten strijde tegen Hazaël, de koning van Aram, bij Ramot in Gilead. Maar toen koning Joram gewond raakte,
1 Samuel 7,15 - Samuël bleef rechter over Israël zolang hij leefde.
2 Kronieken 24,2 - Joas deed wat Jahwe behaagde zolang de priester Jojada leefde.
1 Koningen 19,15 - Toen zei Jahwe tot hem: 'Keer terug op uw schreden en ga door de woestijn naar Damascus; als ge daar gekomen zijt, moet ge Hazaël zalven tot koning van Aram.
2 Koningen 8,13 - Toen zei Hazaël: `Maar hoe kan u dienaar, dode hond die hij is, zo iets geweldigs doen?' Elisa antwoordde: `Jahwe heeft mij laten zien dat u koning van Aram wordt.'
2 Koningen 9,14 - Jehu, de zoon van Josafat, de zoon van Nimsi, stond dus op tegen Joram, die toen met al het volk van Israël Ramot in Gilead trachtte te verdedigen tegen Hazaël, de koning van Aram.
2 Kronieken 22,5 - Op hun raad ook trok hij met Joram, de zoon van Achab, ten strijde tegen Hazaël, de koning van Aram, bij Ramot in Gilead. Maar Joram werd gewond door de Arameeërs,
2 Koningen 14,17 - Na de dood van Joas, de zoon van Joachaz en koning van Israël, leefde Amasja, de zoon van Joas en koning van Juda, nog vijftien jaar.
2 Koningen 12,19 - nam koning Joas van Juda alle wijgeschenken die zijn voorvaderen Josafat, Joram en Achazja, koningen van Juda, en hijzelf geofferd hadden, en al het goud dat in de schatkamers van de tempel van Jahwe en van het koninklijk paleis bewaard werd en zond het naar koning Hazaël van Aram. Deze zag toen af van zijn aanval op Jeruzalem.
Judit 16,25 - Zolang Judit leef de en nog lange tijd na haar dood was er niemand meer die de Israëlieten opschrikte.
2 Koningen 8,29 - keerde hij terug naar Jizreel om er te genezen van de wonden die de Arameeërs hem bij Rama toegebracht hadden in de oorlog tegen Hazaël, de koning van Aram. Achazja, de zoon van Joram en koning van Juda, bracht Joram, de zoon van Achab, tijdens diens ziekte een bezoek in Jizreel.
2 Koningen 8,9 - Hazaël ging dus naar hem toe en nam als geschenk allerlei kostbaarheden van Damascus mee, zoveel als veertig kamelen konden dragen. Bij Elisa aangekomen maakte hij zijn opwachting en zei: `Uw zoon Benhadad, de koning van Aram, zendt mij tot u om u te vragen of hij van zijn ziekte genezen zal.'
1 Koningen 20,20 - Zij versloegen hun tegenstanders; de Arameeërs gingen op de vlucht en de Israëlieten zetten de achtervolging in. Maar Benhadad, de koning van Aram, ontkwam te paard met enkele ruiters.
2 Kronieken 22,6 - en moest terugkeren om in Jizreël te genezen van de verwondingen die hij in de strijd tegen Hazaël, de koning van Aram, bij Rama opgelopen had. Achazja, de zoon van Joram, koning van Juda, bracht Joram, de zoon van Achab, tijdens diens ziekte in Jizreël een bezoek.
1 Koningen 8,40 - Dan zullen ze U vrezen zolang ze leven op de grond die Gij aan onze vaderen geschonken hebt.
2 Kronieken 25,25 - Na de dood van Joas, de zoon van Joachaz, de koning van Israël, leefde Amasja, de zoon van Joas, de koning van Juda, nog vijftien jaar.
Rechters 8,28 - Zo moesten de Midjanieten de Israëlieten als hun meerderen erkennen, en zij staken het hoofd niet meer op. Zolang Gideon leefde werd het land met rust gelaten, veertig jaar lang.
1 Koningen 3,13 - En ook wat ge niet gevraagd heb geef Ik u: rijkdom en aanzien, zoveel dat geen koning aan u gelijk zal zijn, zolang ge leeft.
1 Koningen 20,23 - De hovelingen van de koning van Aram zeiden tot hem: `De God van de Israëlieten is een berggod; daarom waren ze sterker dan wij. Als we evenwel de strijd met hen aanbinden in de vlakte, zullen wij zeker sterker zijn dan zij.
Jozua 4,14 - Die dag heeft Jahwe Jozua bij alle Israëlieten zozeer in aanzien doen stijgen, dat ze voor hem evenveel ontzag kregen als voor Mozes, toen die nog leefde.
1 Koningen 15,14 - Wel liet men de offerhoogten voortbestaan, maar toch bleef Asa, zolang hij leefde, Jahwe geheel toegedaan.
Rechters 2,18 - Als Jahwe een rechter liet optreden, stond hij de rechter bij, zolang die leefde. Jahwe bevrijdde hen uit de macht van hun vijanden, want als zij zuchtten onder het juk van hun vervolgers en verdrukkers, kreeg Hij weer medelijden met hen.
Job 27,3 - zolang ik leef, zolang Gods adem mij bezielt,
2 Kronieken 34,33 - Josia verwijderde alle gruwelbeelden uit alle landstreken waar de Israëlieten woonden, en bewoog de burgers van Jeruzalem Jahwe, hun God, te dienen. Zolang hij leefde verwijderden zij zich niet van Jahwe, de God van hun vaderen.
2 Koningen 13,8 - Verder bijzonderheden over Joachaz, zijn krijgsverrichtingen en andere daden staan opgetekend in de annalen van de koningen van Israël.
1 Koningen 19,17 - Wie dan ontkomt aan het zwaard van Hazaël zal gedood worden door Jehu en wie ontkomt aan het zwaard van Jehu zal gedood worden door Elisa.
2 Koningen 13,9 - Joachaz ging bij zijn vaderen te ruste en werd begraven in Samaria. Zijn zoon Joas volgde hem op.
2 Kronieken 36,4 - De koning van Egypte stelde de broer van Joachaz, Eljakim, aan als koning van Juda en Jeruzalem, en veranderde zijn naam in Jojakim. Joachaz, diens broer, werd door Neko weggevoerd naar Egypte.
2 Kronieken 36,1 - De stadsbevolking maakte nu Joachaz, de zoon van Josia, tot koning van Jeruzalem als opvolger van zijn vader.
2 Kronieken 36,2 - Joachaz was drieëntwintig jaar toen hij koning werd, en hij regeerde drie maanden in Jeruzalem.
2 Koningen 13,10 - In het zevenendertigste regeringsjaar van koning Joas van Juda werd Joas, de zoon van Joachaz, in Samaria koning van Israël. Hij regeerde zestien jaar.
2 Koningen 14,1 - In het tweede regeringsjaar van Joas, de zoon van Joachaz en koning van Israël, werd Amasja, de zoon van Joas, koning van Juda.
2 Koningen 8,8 - zei de koning tot Hazaël: `Ga met een geschenk naar de man Gods en laat hem Jahwe vragen of ik van mijn ziekte genezen zal.'
2 Koningen 8,15 - Maar de volgende dag nam hij een doek, maakte die nat en legde die Benhadad op het gezicht, zodat hij stierf. En Hazaël werd koning in zijn plaats.
Prediker 9,4 - Zolang iemand leeft is er nog hoopt. Beter een levende hond dan een dode leeuw.
2 Koningen 17,8 - De Israëlieten waren gaan leven naar de zeden van de volken die Jahwe voor hen verdreven had. Het waren de koningen van Israël die dit gedaan hadden.
2 Koningen 23,31 - Joachaz was drieëntwintig jaar toen hij koning werd; hij regeerde drie maanden in Jeruzalem. Zijn moeder heette Chamutal en was een dochter van Jirmeja, afkomstig uit Libna.